Vanochtend ben ik vroeg begonnen. De lunchpauze is daardoor ook vroeg, maar tijd om uitgebreid te eten heb ik vandaag even niet. Het is tijd om te “snitchen”.
Tenminste, zo noemde de bestuurder van een bestelbus het, wat ik vandaag ga doen. Zijn werkgever heeft me verzocht dashcambeelden in te sturen van zijn gedrag: Bumperkleven, krap inhalen, en uit het raam schreeuwen dat ik “levensgevaarlijk” en “onzichtbaar” ben.
Ik hoor dat verwijt vaker. Opvallend vaak van mensen die eigenlijk niet keken en me ondanks dat wel gezien hebben. Ja, ik kijk benarde situaties regelmatig na – ook daarvoor is de dashcam handig; je kan er echt van leren.
Tijdens het bekijken van mijn dashcambeelden valt me echter nog iets op: Fietsers zonder licht. Leuke woordspeling, contradictio in terminis, maak ervan wat u wil, maar mij vallen ze op.
De ANWB maakte in hun fietslampjestest recent nog het verschil tussen “zien” en “gezien worden” fietsverlichting, Rotterdam-op-die-fiets schreef Donker? Geen licht aan? Game over!, en Gazelle kopt zelfs vrolijk “Bijna helft Nederlanders heeft wel eens bijna een fietser aangereden omdat die zonder licht reed” – nee echt, bedankt, je zal er je fiets maar gekocht hebben.
De Fietsersbond en de Gemeente zijn lokaal eigenlijk nog het meest positief aanwezig, met ludieke acties waarbij fietsverlichting gecontroleerd en soms zelfs uitgedeeld wordt.
Natuurlijk zijn fietsers zonder licht irritant. Als je oplet, zie je ze later dan goed verlichte fietsers, hebt dus minder tijd om te anticiperen en kan mogelijk minder vloeiend doorrijden, doordat de snelheid er even uit moet om de situatie veilig te houden. Maar ik kan zoveel lampjes aan m’n fiets hangen als ik wil, een reflecterend oranje hesje aantrekken, een paarse hoed, een rode clownsneus, het maakt allemaal niet uit als de bestuurders van het grootste gevaar op onze wegen niet actief bezig zijn met het verkeer. Het recordaantal ongelukken met pijlwagens en botsabsorbers bij wegwerkzaamheden onderbouwt dat gegeven dusdanig dat het mij over de streep heeft getrokken om naast met een berg reflectie, verlichting en een dashcamsysteem ook met een radarsysteem te gaan rijden.
Ondanks het zogenaamd slechte overzicht vanuit mijn ligfiets, ondanks het wat onhandige lage zichtpunt waarop mijn frontcamera gemonteerd zit (want alles voor de stroomlijn), ondanks dat mijn tempo vaak echt heel hoog is, ondanks de zwarte fatbike en de zwarte kleding van de jongen die erop zit, zie ik fietsers zonder licht op tijd. Zowel in de dashcambeelden, als in mijn eigen reacties op die fietsers die ik daarin zie. Zowel in de goed verlichte bebouwde kom van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, als ver daarbuiten op de donkerste wegen.
Het zichtbaar zijn is echter altijd een probleem. Of ik nou in de velomobiel onderweg ben of op de even goed verlichte speed pedelec, op m’n bakfiets (zo fors als ze maar te vinden zijn), de omafiets, of de tandem. In het pikkedonker, in de regen, of op een mooie, zonnige dag. Altijd is er wel een automobilist die je niet gezien heeft, of in ieder geval doet alsof, om voorrang te nemen. Het is niets anders dan geweld, en dat ene lampje gaat het verschil niet maken.
Natuurlijk is het goed als fietsers zichzelf zo goed mogelijk zichtbaar maken, en zeker kinderen en jongeren – die de verantwoording nog niet volledig zelf kunnen dragen – moeten hiermee geholpen worden. Zoveel aandacht als er momenteel gevestigd wordt op de fietser zonder licht, zo weinig aandacht is er voor de automobilist die gewoon niet KIJKT. Het signaal is inmiddels zo sterk dat het de weg vrij maakt voor victim blaming.
Het besef dat in je charmante Mini of je strakke Tesla stappen óók betekent dat je een potentieel moordwapen onder controle moet gaan houden is in mijn beleving meer dan ooit uit ons systeem. Laten we de verantwoording weer eens neerleggen waar die hoort: bij de veroorzaker van het grootste dodelijke gevaar.