Het is inmiddels alweer even geleden, dat ik voor het laatst een blog schreef. Niet alleen door drukte, maar ook door Corona is de pen de afgelopen maanden behoorlijk blijven liggen; de fiets stond namelijk ook meer stil dan de bedoeling was.
Toch is het tijd om de balans eens op te maken – ik ben inmiddels zo’n anderhalf jaar fanatiek aan het fietsen, en in zo’n periode krijg je een heel goed beeld van of iets bevalt of niet.
Kort samengevat kan ik stellen: Experiment geslaagd, patient verslaafd. Fietsen is mijn “way of life” geworden. Het houdt me geestelijk scherp en positief, fysiek zit ik veel lekkerder in m’n vel, het doet commercieel z’n werk, en last but not least: de olievlek breidt zich uit! Klanten, vrienden, kennissen, en volslagen onbekenden verklaren me soms misschien voor gek, maar de meesten leggen door deze trigger toch een stukje nieuw potentieel voor de fiets bij zichzelf bloot. Ik vind het prachtig.
Wat was ook weer de motivatie?
Mijn fietsforenzen staat op zes pijlers:
- Fitness: Ik heb totaal geen motivatie voor de sportschool, maar m’n conditie en figuur gingen door de drukte die ondernemen en vaderschap met zich meebrengen niet bepaald vooruit.
- Commercie: Ik vond hierin een leuke manier om me – naast het werkinhoudelijke – ook te kunnen onderscheiden.
- Reistijd: De Nederlandse spits maakt betrouwbaar en strak plannen erg complex, terwijl dat met een gezin eigenlijk wel gewoon nodig is.
- Maatschappelijke veranwoordelijkheid: Mede dankzij het vaderschap ben ik hard na gaan denken over wat voor wereld ik achterlaat. Een snelle indicatie hiervan vind je in de Footprint Calculator
- Veiligheid: Behalve een ecologische voetafdruk, voeg ik met mijn auto ook potentieel gevaar toe aan ons milieu. Eén fout kan het verschil tussen leven en dood betekenen, voor mijn kind of dat van u. Hoewel ik nog steeds in de auto stap wanneer ik ‘m nodig heb, is dit eigenlijk ook iets dat we samen tot een minimum moeten willen beperken. Dit artikel van Thalia Verkade gaat hier uitgebreid op in.
Mijn fietsavontuur begon met woon-werkverkeer naar een klant op zo’n 30 kilometer afstand, en is daarna geëvolueerd tot een uitdaging voor mezelf: Hoe ver zou ik mezelf zonder veel tijdverlies dagelijks kunnen transporteren, zonder voor die verplaatsing gebruik te maken van externe energiebronnen?
Mijn eigen, kleine studie naar de mobiliteit van de toekomst. Ik weet inmiddels vrij nauwkeurig hoeveel vermogen ik kan genereren; als ik vijf dagen per week meerdere uren als motor moet fungeren, gaat het om zo’n 0,2 kilowatt. Daarmee verbruik ik niet alleen een fractie van de energie die een auto of motorfiets tijdens dagelijks gebruik verstookt. Het is zelfs minder dan het vermogen van een gewone elektrische fiets.
Niet meer verplaatsen dan het strikt noodzakelijke, en dat zo efficiënt mogelijk doen; het sluit eigenlijk prachtig aan bij mijn beroep.
Nederland, fietsland
Maar je moet wel een beetje normaal doen. Fietsen doe je dus rechtop, en in de stad, bij voorkeur rode verkeerslichten negerend én in het donker natuurlijk zonder licht.
Een “landkano” die hoge snelheden haalt en voorzien is van een soort autokoplamp, knipperlichtinstallatie, remlichten en een claxon is dus niet “normaal”. Hoewel de reacties overwegend positief zijn, zijn ze dat zeker ook niet allemaal. Soms word ik staande gehouden door de politie – men verdenkt me dan bijvoorbeeld van illegale elektrische ondersteuning. Zo nu en dan krijg ik ook een scheldwoord naar m’n hoofd; gelukkig ben ik na de eerste lettergreep vaak al wel buiten bereik. Ik kan ermee leven, en op plekken waar meer velomobielen en/of speed pedelecs rijden gaat de acceptatie snel de goede kant op.
De weinige zaken die me niet bevallen zijn de volgende:
- Met stip: Medeweggebruikers (met name automobilisten) die me de verkeersregels bij proberen te brengen. Die claxon? Prima, daar kan ik tegen. Afsnijden, bumperkleven, en de “punishment pass” (veel te krap) zeker niet. Het gebeurt niet vaak, maar het is levensgevaarlijk, en totaal onnodig – ik ken de regels voor de fiets waarschijnlijk heel veel beter, en ik houd me eraan. Tegenwoordig doe ik hiervan consequent aangifte (met beelden).
- Medeweggebruikers. Ja, ze staan ook op 2. Met iedere fiets, maar zeker met een snelle fiets (E-bike-snelheid en hoger), kan je niet anders dan enorm defensief rijden. Veel automobilisten kijken écht niet uit, zéker niet naar het fietspad.
- Infrastructuur. We hebben hier prachtige (brom-)fietspaden, maar daar wordt het niet altijd beter van. De (brom-)fietsroute is voor verkeer uit zijstraten vaak slecht te overzien, en ook zeker niet altijd veilig ontworpen voor de snelheid die er legaal gereden mag worden (buiten de bebouwde kom 44 km/h – 10% marge).
Laten we dan de grootste voordelen eens opsommen:
- Weer met zo’n stip: De reistijd. Momenteel is het rustiger op de snelweg, maar op mijn ritjes naar Leiden en Vleuten was ik vanuit Rotterdam consequent sneller met de velomobiel, dan met de auto. Inclusief douchen bij aankomst. Ook is die reistijd enorm voorspelbaar; op een rit van anderhalf uur was de marge over twintig ritten zo’n 7 minuten.
- Nooit meer zoeken naar parkeerplek. Als er geen fraaie fietsenstalling is, dan mag je op veel plaatsen gewoon voor de deur parkeren.
- Een paar specifieke velomobielvoordelen: Het is eigenlijk nooit te warm en nooit te koud, de bagageruimte is top, je zit relatief goed beschermd, en de “werkhouding” is uiterst comfortabel.
- Kosten: Zelfs als een fiets 3x zo duur is als een tweedehands auto, heb je die investering eruit lang voordat de fiets afgeschreven is.
De zesde pijler
Stress. Zowel de technische als de adviserende kant van mijn vak kosten veel concentratie en dus energie; het liefst zou ik iedere minuut van een dag gefocust kunnen zijn. Aan het eind van zo’n dag ben ik vermoeid; de autorit die daar vaak op volgt, voegt daar weinig positiefs aan toe.
Saaie snelweg. Haal ik het wel om op tijd bij de BSO te zijn? Waarom kleeft er weer iemand aan m’n bumper als er een hele rij auto’s zeventig meter vóór me zit? Iedereen remt ineens! File… Fijne muziek helpt een beetje, maar autorijden ervaar ik als stressvol.
Tussen de grote steden in ons mooie land zijn allerlei plekken waar ik tot voor kort gewoon helemaal niet van wist. De routes die je in de auto nooit rijdt tenzij het écht muurvast staat op de snelweg. De details die je dan alsnog mist, omdat je vooral de tijd terug wil zien lopen op de navigatie. Ik fiets het liefst over dit soort wegen:
Je zou kunnen stellen dat ik hiermee iedere ochtend en iedere middag gewoon een klein beetje weekend heb.
En zo komt het dan dat ik momenteel bezig ben de meest efficiënte route te zoeken op een traject van zo’n… 80 kilometer!
Hoe fiets je efficiënt?
Op die afstand wordt de reistijd dan wel weer een uitdaging; Zoals ik schreef zijn fietspaden en fietsroutes niet altijd even handig, zeker niet bij een hoog tempo.
Om snel en efficiënt te kunnen fietsen heb ik best een hoop moeten leren. Wat tips en trucs (voor snelle fietsers in spé):
- Net als vroeger: Verdiep je vantevoren in je route! Google Maps voldoet niet (al is even checken met Street View soms wel handig). Er zijn hele goede alternatieven:
- Eén provincie op Komoot is gratis te gebruiken. Deze site plant “out of the box” vrij nauwkeurig, ook vind je hier veel achtergrondinformatie over je te rijden route. Voor navigeren “on the fly” werkt het niet zo prettig; plannen is het devies.
- Naviki plant net iets minder goed, maar is “on the fly” weer beter. Daarnaast ook leuk om te gebruiken voor een “random” route.
- BRouter-Web is vrij spartaans, maar heeft één grote troef: Een velomobiel-modus! Met name buiten Nederland werkt deze erg goed, worden de routes behoorlijk efficiënt en wordt er rekening gehouden met specifieke velomobielregels.
- Verdiep je ook achteraf in je route. Ik kopieer na de eerste “verkenningsrit” de gereden route in Komoot, navigeer om slecht wegdek, gevaarlijke punten of gewoon langzame stukken heen en laad ‘m opnieuw voor de volgende tocht. Ook voor een echt snelle speed pedelec als de Stromer ST5 geldt dat het op een bromfietspad vaak niet mogelijk is om het tempo hoog te houden.
- Ik heb het lang zonder geprobeerd, maar toch: Fietsnavigatie. Er zijn fijne computers van Garmin en Hammerhead, ik gebruik zelf de (ook erg fijne!) Wahoo Elemnt Bolt: Voor turn-by-turn navigatie met supernauwkeurige aanwijzingen en positiebepaling, om m’n gereden route te registreren, en om m’n telefoonaccu te sparen. De Wahoo heeft geen touchscreen (en is in de regen dus wél te bedienen), houdt het zo’n 12 uur vol op de accu, laat het zien wanneer ik gebeld word en door wie, en geeft het thuisfront een linkje waarop ze kunnen bekijken of ik rijd, zo ja hoe hard ik rijd, welke route ik gepland heb en waar ik precies ben.
- If it isn’t on Strava, it didn’t happen; een sporttracker. Niet per se noodzakelijk, maar ik gebruik het wel graag. Zowel om routes te optimaliseren (je kan je gemiddelde snelheid zien op “segmenten”, maar ook gewoon delen van je route selecteren), als om in de gaten te houden of ik weer een keer écht zo hard mogelijk kan trappen, of juist even moet herstellen.
- Pas je kleding aan: Op een snelle fiets is het ook snel koud. In een velomobiel is het altijd warm genoeg, tenzij je eruit moet om een band te plakken. Zorg dus dat je een regenjas en broek achterin hebt liggen (want: licht, en er gaat vaak geen wind doorheen). Maak je je echt zorgen over het gewicht? Pak dan een paar vuilniszakken in.
- Als je op je werk een douche hebt, douche dan bij aankomst ipv vantevoren thuis. Zeker als dat niet mogelijk is, is goed ventilerende sportkleding sowieso aan te raden; gun jezelf bij aankomst dan ook even 5 minuten om “af te koelen”.
- Gereedschap en onderdelen. Ja, het is extra gewicht, maar neem gewoon een tasje mee, dan hoef je er niet naar op zoek in the middle of nowhere:
- Binnenbanden, zoveel als je wielen hebt. Een plakset is leuk; hannessen met lijm en plakkertjes terwijl je koude, natte handen hebt is dat niet.
- Buitenbanden, voor iedere wielmaat in je fiets één. Als je band vol glas zit is het fijner om die thuis bij de open haard leeg te plukken. Kies wel een vouwband, die past in een fietstas of een klein pakketje.
- Bandenlichters. Ook hier: Een band gaat er thuis meestal prima af zonder, maar met koude, natte vingers is het niet fijn.
- Een compact, licht en prettig vloerstaand pompje (merken om naar te kijken: Giyo, Zefal, Lezyne). De van fietsen bekende “framebuispomp” is niet fijn al je dan eens lek rijdt.
- Een klein flesje handalcohol. Zeker in deze tijd handig om te ontsmetten/schoon te maken.
- Een setje portable lampjes. Je zal net zien dat de boel stuk gaat als je 30 kilometer van huis staat. Met een klein acculampje kan je in ieder geval door.
- Een klein stukje ketting (als je geen aandrijfriem hebt). Ook kettingen kunnen stuk.
- Vraag je leverancier vooral ook of er kleine, lichte zaken zijn die weleens stuk gaan. In mijn geval is dat de derailleurhanger: Die breekt nog weleens. Een onderdeeltje van 20 gram, maar als het stuk gaat kan ik niet meer schakelen.
- Of je alle technische ellende zelf moet kunnen oplossen? Nee. Een band kunnen plakken is handig, maar voor de rest kan je kan ook gewoon gebruik maken van een lidmaatschap bij de ANWB of FietsNed. Als je velomobiel rijdt en de ANWB belt: Wel even melden dat ze als je verplaatst moet worden een oprijwagen moeten sturen – zo’n ding nemen ze met een auto of bus helaas niet mee.
- Last but not least: Een dashcam (voor een motor) op de fiets monteren is de moeite waard. Ze lopen uren aan een stuk op een kleine accu. Het helpt met het aankaarten van gevaarlijk rijgedrag en/of situaties, en soms is het ook gewoon leuk om de beelden terug te zien.
Ik ben vast nog wel wat vergeten – schroom vooral niet om een vraag op de mail te zetten!